Léon een van onze vaste fotograven was vanmorgen bezig met een ochtendwandeling toen hij een zeldzaam natuurlijk verschijnsel aantrof, dode boomtakken waar ijshaar uit kwam.
In 1918 verscheen het artikel “Haareis auf morschem Holz” in het tijdschrift “Die Naturwissenschafte” waarin Alfred Wegener voor het eerst dit zeldzame natuur fenomeen beschreef. Het fenomeen ijshaar is dus al een lange tijd bekend. Verschillende geleerden hebben er hun mening over gegeven. Maar toch is er pas een paar jaar geleden meer onderzoek naar gedaan.
Eerder bestond al het vermoeden dat schimmels er voor verantwoordelijk zouden zijn. Het bleek namelijk dat het hout waar ijshaar op groeide altijd in min of meerdere mate aangetast was door verschillende winteractieve paddenstoelen en lagere schimmels. Men denkt dat haarijs zich vormt door de afbraakproducten van deze schimmels in het hout. Daarbij wordt koolzuurgas en water gevormd en een heel klein beetje warmte. Deze mix van gas en water verlaat het hout door de mergstralen die een doorsnede van gemiddeld zo’n 0,012 millimeter hebben. Dit komt vrijwel exact overeen met de doorsnede van het ijshaar.
Later in de winter, als de schimmel minder actief wordt, houdt de vorming van het ijshaar ook op. IJshaar is tot nu toe alleen gevonden op hout takken van de Beuk en Eik. Het is zeer teer en smelt na aanraking direct weg. Ook als het aan zonlicht wordt blootgesteld is het snel weg. IJshaar is daarom ’s morgens vroeg of alleen op schaduwrijke plaatsen te vinden.
IJshaar word soms ook “de baard van Koning Winter” genoemd.